dinsdag 22 april 2014

Brood


Volgend op heel uiteenlopende ervaringen leek het mij broodnodig om nu iets over brood te zeggen. Nagenoeg elke dag hapt het lekker weg, een vers brood, dezelfde dag gekocht en geserveerd. Of het nou een volkoren brood, een met muesli gevuld of gewoonweg een wit brood is. Alleen de geur al wanneer je een bakkerij binnenstapt of per ongeluk langs een bakker loopt en de deur staat open. Niet te versmaden. De tijd dat ik in Amsterdam woonde, was er een bakker in mijn buurt die 's morgens heel vroeg nog niet open was, maar een klein luik in de gevel had. Kwam je dicht bij huis na een lange nacht uitgaan, dan rook je het vers gebakken brood, kon je bij hem aankloppen en alvast een vers brood scoren. Een goed begin van een nieuwe dag. Of ik denk aan een van de bakkers - niet ver bij mij vandaan - die slechts twee soorten brood verkocht: gesneden en niet gesneden. De spreuk op de gevel zei: hier bakt men in het ochtendgloren Neerlands meest goudbruin volkoren, zoiets. En de lange rij wachtende mensen loog er niet om, dat moest goed brood zijn. Wel heeft de door Nederland wandelende journalist Gerard van Westerloo in zijn boek Voetreiziger eens aangegeven hoe achterlijk al die rijmende zinnen zijn die door de middenstand waren bedacht. Op de gevelruit, op de verpakking en nog veel meer. De beste ham koop je bij van Dam, voor heerlijke wijn moet je hier zijn, onze friet vergeet je niet en meer van die Sinterklaas achtige vondsten. Ergerde ik mij ook aan eerlijk gezegd. Geef mij maar de belettering en korte teksten op verhuisauto's en vrachtwagens voor bloementransport (met van die metalen rolluiken), dat snijdt hout. Of Broodje van Kootje, die vind ik wel kunnen.
   Brood roept veel meer herinneringen op. Mijn moeder vertelde mij dat tijdens de oorlog onder andere brood op de bon werd verstrekt en dan ook nog slechts een half witbrood voor een heel gezin. Haar vader - mijn opa dus - had de gewoonte om dat brood ergens in Den Haag af te halen. Hij was een keer zo uitgehongerd dat hij op de terugweg naar huis alvast aan de inhoud van dat brood begon te plukken. Eenmaal thuis gekomen had hij het hele binnenwerk opgegeten en wist dat het dan ook binnenshuis oorlog zou worden. Om de confrontatie iets uit te stellen parkeerde hij het halfje wit met de lege kant naar de muur op het aanrecht, zo leek er niets aan de hand. Totdat mijn oma het brood wilde snijden en slechts een soort spons in handen had. Dan konden er alleen korsten worden gegeten, arme opa.
   Mijn Amsterdamse buurvrouw maakte graag wentelteefjes en riep mij dan in mijn atelier om ze samen op te eten. Het wordt tijd dat ik zelf eens ga proberen brood op die manier te verwerken, dat is vast nog steeds een heel lekker zoet broodje.
Ik zal niet vergeten dat we als kind Pasen vierden en dan had je een uitbundig versierde stok om in een optocht mee rond te lopen. Aan die stok hing veel snoepgoed, als een ketting aaneen geregen en opgespaard tijdens de periode dat gelovigen (geef ons heden ons dagelijks brood) geacht werden te vasten. Als bekroning stak er aan het einde van die stok een brood in de vorm van een paashaas of iets dergelijks. Niet te vreten waarschijnlijk, maar leuk om te zien. Wat wel heerlijk weg hapte was een versgebakken, heel knipwit. Boterhammen met van die Mickey Mouse oren. Tijdens de puberteit werkten mijn broer en ik ieder met gemak een heel brood naar binnen, dat waren heel wat boterhammen bij elkaar. Die boterhammen beleggen deed ik het liefst zelf. Met pindakaas, worst en hagelslag en dat alles zonder boter. De hagelslag moest ik dan stevig in het zachte brood drukken, anders had ik slechts kale boterhammen. De geur en de samenstelling van boter maakte mij misselijk - nu nog steeds trouwens - en van kaas moest ik toen ook niets hebben. Dat is gelukkig langzaamaan bijgedraaid, best handig wanneer je in Frankrijk woont. Daar hebben ze 365 soorten kaas hoorde ik laatst en zou je iedere dag van het jaar een andere kunnen proeven, zo bont maak ik het echter niet. Dat brengt te veel risico met zich mee. Kort geleden maakte ik een keukenmeubel bij vrienden thuis en opende de koelkast om drinken te pakken. Een hele vieze walm kwam mij tegemoet en ik vermoedde dat er voedsel lag te rotten in die koelkast, maar ik kon niet meteen iets verdachts ontdekken. Die vrienden kwamen thuis van hun werk en vrij snel informeerde ik voorzichtig wat er aan de hand kon zijn in de buik van die koelkast. Zij kijken en oh, dat was Munster, een kaas uit het noorden van het land. Een heerlijke kaas om te eten - ondanks de stank - beweerden zij, maar voor mij was de lol er af. In Nederland en België schijnt die kaas stinkkaas te worden genoemd en dat vind ik zeer terecht.
Mijn ouders drongen vroeger soms aan om toch kaas op brood te eten en dan smeerde ik zoveel pindakaas daar bovenop dat je de kaas niet meer kon proeven. Opgelost. Maar met boter kon ik geen kant op. Zelfs wanneer ik met een mes de boter weg schraapte was toch het kwaad al geschied omdat de boter als een laag lijm de boterham had veranderd. Daarentegen at ik wel boterkoek en ik kon het net aan om een beschuit met boter te eten wanneer die belegd was met hagelslag of met muisjes om een pasgeboren kindje te verwelkomen.
   In Azië kon ik met weemoed dromen over of denken aan vers brood. In een land met voornamelijk rijst etende mensen (ook lekker trouwens) kon je soms enorm het dagelijkse brood missen. Vooral wanneer ze daar alleen maar kleffe sneetjes witbrood verkopen, zacht als een vaatdoek en opgeleukt met chemische kleurtjes, gifgroen bijvoorbeeld. Helemaal erg wanneer zelfs de korsten waren verwijderd, dan hield je werkelijk niets over dat nog op een brood leek. Langzaamaan kwamen er bakkers die goed brood gingen maken en uiteraard was ik daar heel blij mee. Al moest ik op een scooter een flink eind rijden, een knapperig vers brood bij je ontbijt daar heb je wel wat voor over.
Nu ben ik helemaal verwend. De Franse bakkerijen zijn iedere dag open (of wisselen elkaar af wat de wekelijkse rustdag aangaat) en alhoewel de keuze niet zo uitgebreid is als bijvoorbeeld in Nederland, zijn de broden overheerlijk. De plaats waar ik woon telt 3500 inwoners en minstens zeven bakkers, niet gek. Al is het maar om uit te vinden wie de lekkerste broden bakt. En zo heb ik - zoals het hier hoort - iedere dag brood op de plank.

zondag 13 april 2014

VJ











Veejay mag ook volgens het van Dale woordenboek, kortweg zeg en schrijf je echter VJ en voluit Video Jockey, de visuele ondersteuning van een DJ oftewel diskjockey. VJ was voor mij tot acht jaar geleden een nogal onbekend begrip. Totdat mijn vrouw - inmiddels mijn ex - in 2006 op het eiland Bali in Indonesië posters zag hangen met de aankondiging dat DJ Tiësto zou komen optreden in een club aan het strand. Ik kende nauwelijks zijn muziek, maar het leek mij een leuk plan om zijn optreden eens mee te maken. Zo gezegd, zo gedaan. Zij regelde via tweeling broers - de verkopers in kwestie - kaartjes voor iets van tien personen en we informeerden of Tiësto - die eigenlijk Tijs Verwest heet - misschien belangstelling had voor een video registratie van zijn optreden. Die zouden wij kunnen verzorgen met een bevriende cameraman op het eiland. Zo kwamen wij in contact met de Engelse manager aldaar en die stelde voor om te praten met de VJ die voor Tiësto werkte en hem begeleidde tijdens zijn tournee door Azië. Chris heette die VJ, hij kwam uit Chicago  en bij de eerste kennismaking klikte het meteen tussen ons, beeldmakers onder elkaar. Dus bezocht hij mijn atelier, pompte zijn hard disc vol met beeld dat ik en de cameraman samen hadden gemaakt en we onderzochten mogelijke samenwerking. Tevens vroeg hij mij om tijdens het optreden van Tiësto achter de schermen (letterlijk en figuurlijk) te komen en zo kwam het dat ik voor het eerst aan de knoppen zat om het beeld tijdens dat optreden te genereren en te manipuleren. Van dansen kwam in mijn geval niet veel terecht die nacht, ik probeerde mij de techniek eigen te maken en dat ging redelijk snel. Mijn ex leefde zich uit met familie en vrienden op de dansvloer, we hadden ieder een heel verschillende indruk van die nacht. Maar indrukwekkend was het voor allen. Je maakt niet vaak van dichtbij mee dat iets van 4000 man in een kleine club uit hun dak gaan, voor zover er een dak is in de tropen.
   En zo vroeg VJ Chris of wij een paar dagen later eveneens het optreden van Tiësto in Jakarta wilden meemaken, daar werden 30.000 mensen verwacht. Dat klonk aanlokkelijk, vliegtickets geboekt en een paar dagen later stond ik samen met hem wederom achter de knoppen. In een stellage midden op een uitgestrekt grasveld aan de kust en met zeven enorme projectieschermen achter de DJ die ver weg als klein mannetje te zien was. Een grandioos spektakel was het tot vroeg in de ochtend. De menigte danste uitzinnig en de nachtelijke uren vlogen om. Vervolgens werden we uitgenodigd voor de after party in het centrum van Jakarta, die duurde tot iets van tien uur die morgen. Een maf gevoel wanneer je dan naar buiten gaat en je beweegt - op weg naar huis - tussen allemaal wakkere mensen. Maar met een bijzondere ervaring achter de rug. Weliswaar met een flinke slok op en nog na-suizende oren, maar daar maal je dan niet om.
   Mijn interesse was gewekt voor het maken van beeld op die elektronische manier. Het had iets magisch, tijdens het optreden sta je live te schilderen en dan is het weer weg, in tegenstelling tot schilderen met verf op een doek. En dan ook nog met die prikkelende muziek. Door die ontdekking begon ik uiteenlopende video's te maken. Bewegende schilderijen, animaties, close-ups van draaiend materiaal, afijn, van alles waar je een stevige beat onder kunt zetten. Erg leuk om te doen en tegelijkertijd kwamen er uitnodigingen om op het eiland 's nachts VJ-werk te gaan laten zien. Voorzien van een aantal DVD-spelers, kleine monitoren, een beeldmixer en een redelijke kwaliteit projector heb ik verschillende nachten een DJ en de dansende mensen van beeld voorzien. Met een zekere toewijding stortte ik mij op het mixen en live schilderen, het karakter van de dansmuziek volgend. Al doende merkte ik niet eens hoe de uren omvlogen en eer ik het wist was het ochtend en weer tijd om naar huis te gaan. Mijn ex vond het maar niks dat ik ineens enthousiast was geraakt om zo een aantal nachten door te brengen. Drank, harde muziek, hossende mensen, sexy danseressen, zij vond het iets te veel van het goede. Vergetend dat zij zelf de aanstichter was, zonder haar was ik nooit en te nimmer op het idee gekomen als VJ actief te worden.
   De laatste keer dat ik heb opgetreden was in Manilla, de Filipijnse hoofdstad. VJ Chris ging trouwen en ik was een van de genodigden bij de plechtigheid en het feest dat daar op volgde. Tiësto was er ook, maar niet om te draaien. Althans niet die avond. Ik ontmoette onder andere een aardige Nederlander, die stroopwafels en worsten verkocht in de hoofdstad. Na het feest en het feesten vertrok ik een paar dagen naar Japan en hij vroeg mij met klem op de terugreis bij hem en zijn gezin te komen logeren. We zouden dan ook gezamenlijk naar een sjieke discotheek gaan om een optreden van Tiësto en Chris mee te maken. Dat lukte en die avond kreeg ik de kans om met Chris aan mijn zijde bij verschillende DJ's het beeld te verzorgen, ik had gelukkig verschillende DVD's met eigen werk meegenomen. Zelf zie je niet heel goed hoe het bewegende beeld en het effect overkomen vanwege de kleine monitoren waar je zelf op kijkt, maar de stroopwafelbakker verzekerde mij dat het fantastisch was. Hij was onder de indruk dat ik op mijn leeftijd in staat was om zo een grote ruimte met dansende mensen van aantrekkelijk en dynamisch beeld te voorzien. Leuk om te horen, het was uiteindelijk een bijzondere tentoonstelling die vervliegt, waarbij je allerlei werk laat zien, maar niets verkoopt of concreet achterlaat. Slechts herinneringen en gelukkig vervagen die niet. Zowel voor de maker als de toeschouwer. Ik was VJ op en VJ af, want momenteel richt ik mij weer voornamelijk op schilderen met verf en kwast.




zaterdag 12 april 2014

Wig















Het begon natuurlijk - voor zover ik weet - al bij mijn vader. Hé Wig, hoe gaat het? Mijn vader had niet in Leiden of in Utrecht gestudeerd, dan was het vast anders gelopen. En zo raakte ik van kinds af aan al snel gewend aan die kortere benaming voor Wigman. Nog niet wetend dat je met een wig een deur kunt vastzetten, dat het pruik betekent in het Engels en dat je met een wig onder de banden een truck met oplegger op een helling achterlaat wanneer je die parkeert. Om te voorkomen dat tijdens je koffie pauze de hele combinatie er vandoor gaat zonder bestuurder en met alle gevolgen van dien. En zo gebeurde het dat ik met de bevriende DJ Ocean wel eens optrad als VJ Wig. Hij heette eigenlijk Eugène, maar dat konden ze in Azië niet goed uitspreken, het werd Ocean. Wig ging vrij goed, ook wel uitgesproken als 'Wik'. Eugène had een kale kop en daardoor vond ik het des te leuker om als VJ Wig een langharige pruik op te zetten tijdens onze optredens. Wel erg warm in de tropen, dus na een uurtje moest ie weer af.

Mijn korte naam eer aandoende was ik eens op pad met mijn agente in Amsterdam en zij had na een fotosessie een mooie pruik op zak, gemaakt van echt haar. Stond mij goed en we gingen samen naar een café waar een aantal vrienden van haar aan het biljarten waren. Ik zag er uit als een hippie, die al heel lang niet bij een kapper op bezoek was geweest en niemand om mij heen was verbaasd mij zo te zien. Totdat ik het uiteindelijk heel warm kreeg, ging zweten en pardoes die pruik afdeed. Ha, verbazing alom, zo echt was ik overgekomen met die lange haren. Diezelfde agente noemde mij ook frequent 'Wiggie'. Met als gevolg dat zij per post meerdere malen een ansichtkaart naar mij stuurde met dezelfde aanhef. Ik had een hele vrolijke postbode met piercings, hoge zwarte schoenen, een punk kapsel en hij zong altijd aria's tijdens zijn bezorg ronde in mijn buurt. Daar doorheen hoorde ik het geklepper van de brievenbussen en zo wist ik wanneer het volume toenam dat hij mijn huis naderde. Dan belde hij aan met een stapel post in zijn handen en zei: wiggie, wiggie, wiggie, wat heb je weer een hoop post vandaag! En wanneer je jarig was belde hij aan om te feliciteren, zo grondig bekeek hij de post. Zijn opvolger was ook grappig. Die had heel lang, rood haar (geen pruik), tot een staart samengebonden. Wanneer ik op reis was geweest en mijn buurtgenoten post had gestuurd, dan kwam ik hem later tegen en vroeg hij meteen hoe het was geweest in het betreffende land. Jaren later had ik - na verhuizing over de grens - een tijdlang een papieren adres in een andere buurt bij vrienden en de roodharige postbode deed toen de bezorging bij hen. Hij informeerde meteen hoe het met die Wigman ging en wanneer hij verhuisd was. Vandaag de dag verliezen de postbezorgers hun kwaliteiten als onderzoeker en detective ten gevolge van het internet verkeer. Het sturen en ontvangen van ansichtkaarten is nagenoeg een museale activiteit geworden, voor zo ver het niet electronisch plaatsvindt. Want zelfs mijn moeder - die nu 84 jaar oud is - stuurt geinige, interactieve kaarten met toeters en bellen per website en niet per reguliere post. Ik kan mij ook niet herinneren in de afgelopen 15 jaar een ansichtkaart per post te hebben ontvangen.
   Dankzij hetzelfde internet heb ik kennis kunnen maken met Wigman aan de andere kant van de wereld. In Papoea-Nieuw-Guinea (de onafhankelijke buren van Irian Jaya, vroeger Papoea geheten) woont een stam die 'Huli Wigmen' heet. Alle stamleden hebben fraai beschilderde gezichten en haar extensies, daar komt de naam 'Wigman' bij hun vandaan. Helaas heb ik ze nooit in levende lijve kunnen begroeten (komt misschien nog eens), maar het was een feest om ze in een korte film te zien dansen. Ik ben best wel benieuwd hoe ze zouden reageren wanneer ik ze ooit opzoek en mijzelf aan hun voorstel als Wigman. Misschien wel verstandig om voldoende verf mee te nemen en vooraf vast mijn gezicht te beschilderen en mijn kleding iets aan te passen. En eerst even een Franse haan kaalplukken en de veren op mijn kop plakken. Zoiets.

Een andere leuke kennismaking gebeurde per ongeluk in een boekhandel met antieke boeken in Berlijn, toen nog West-Berlijn aan de democratische kant van de muur. Daar lag een album met kleine plaatjes van danseressen: Berühmte Tänzerinnen. Die plaatjes kon je verzamelen door veel sigaretten van een bepaald merk (Gold Saba) te roken en was het album vol dan kon je natuurlijk stoppen met roken of een ander merk kopen. En tot mijn verbazing kwam ik halverwege die vondst twee pagina's met afbeeldingen van de danseres/choreograaf Mary Wigman tegen, een van de vernieuwers van de moderne dans, naast bijvoorbeeld Martha Graham en Rudolf Laban. Zij danste een eeuw geleden op blote voeten, schreeuwde en gebruikte simpele attributen. En zij mengde theater, dans en ritmische muziek, tot groot ongenoegen van het conventionele publiek. Vermoedelijk is tijdens een van haar voorstellingen het gooien met tomaten en luid boegeroep geïntroduceerd.
   Mary Wigman deed onder andere de bekend geworden en door haar zelf bedachte heksendans. Met een masker op en met wilde gebaren schoof ze met haar billen over de toneelvloer. Zij nam deel aan bijeenkomsten met allerlei artiesten om tot nieuwe kunstvormen te komen. Zij dansten en oefenden vaak in de open lucht, soms zelfs geheel ontkleed. Expressie stond voorop, niet de esthetische kanten van dans, zoals bij ballet. Haar choreografieën hebben op hun beurt weer dansers als Pina Bausch beïnvloed, daar zijn mooie opnamen van gemaakt. Die ontdekking van Mary Wigman in het album met danseressen heeft in elk geval mijn belangstelling voor moderne dans enorm aangewakkerd (niet dat ik fan was van nogal klassieke dans) en ik heb in Amsterdam heel wat voorstellingen bezocht van moderne dans. Een keer heb ik meegemaakt dat de hoogbejaarde Martha Graham zelf aanwezig was om haar werk uitgevoerd te zien worden.
Al met al vind ik mijn familienaam steeds leuker geworden, of het nou Wigman of Wig is, dat kan mij niet zo veel schelen.

Taal


Een wonderlijk vehikel, taal. Alleen je moedertaal al, laat staan wanneer je te maken krijgt met andere talen over de grens of zelfs binnen je eigen landsgrenzen. Dada, tata, papa, mama, dat zijn door de bank genomen de eerste woorden die je over je lippen krijgt en dan duurt het enige tijd eer je beseft dat stoel niet die ene stoel aan de keukentafel is, maar een aanduiding voor al die voorwerpen waarop je kunt zitten. Dat hond niet alleen degene is die bij jou aan je voeten ligt of je smekend aankijkt in de hoop dat je wat voedsel laat vallen, maar al die viervoeters die blaffen, piepen, poepen en soms hun baas meetrekken het bos in. En zo leer je stap voor stap onthouden, spreken, roepen, smeken, boos worden, je zin doordrijven, je suf lachen en nog veel meer. Moe, moeër, moest, ga daar maar mee aan de slag met je moeder en je moerstaal.
   Bij een nieuwe taal begin je haast weer van voren af aan. Op het eerste gehoor kun je nauwelijks woorden van elkaar onderscheiden wanneer ergens een gesprek plaats vindt, laat staan dat je weet waarover het gaat. Net als een nieuw lied dat je voor het eerst hoort, dat kun je vast niet meteen meezingen. En op school leer je een vreemde taal weliswaar stap voor stap, maar dat leeft dan nog niet. Te veel grammatica, thuis heb je die taal nog niet nodig en er zijn dan veel leukere dingen om je mee bezig te houden. Het begint pas echt wanneer je op reis gaat en ook wanneer je buitenlandse vrienden maakt of werk doet waarbij het buitenland een belangrijke rol speelt. Mijn vader werkte lange tijd voor een Franse firma, maar vond die Franse taal wel heel erg moeilijk om onder de knie te krijgen, terwijl mijn moeder als hobby juist cursussen Frans volgde en er vrolijk op los kon babbelen. Toch voelde mijn vader geen enkele schroom om Frans te spreken en sprak hele zinnen zonder een werkwoord te verbuigen. Maar hij kwam wel terug met een vers stokbrood en een goed verhaal. Of hij zat er net naast. Mijn moeder zat eens bij een Franse kapper en mijn vader wilde benadrukken dat zij hele witte haren had op haar hoofd. Elle a des chevaux blancs sur sa tête merkte hij op, niet wetende dat hij vertelde dat mijn moeder witte paarden op haar hoofd had. Die vergissingen veroorzaakten altijd wel een vrolijke stemming rondom.
   Omdat ik vrij dicht bij de grens met Duitsland woonde ontvingen wij op televisie eveneens Duitse zenders en zo was het niet moeilijk om die taal als klein kind al meer en meer eigen te maken. School hielp dan weer om mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden van elkaar te onderscheiden, kennis te maken met naamvallen en om de uitspraak te verbeteren. Engels ging er bij mij aanvankelijk maar moeilijk in. Qua lezen en begrijpen kwam ik een heel eind, maar goed Engels spreken lukte mij niet erg. Dat veranderde pas door het wonen in Azië. Zoals op veel plaatsen in de wereld was Engels aldaar de verbindende taal en grappig genoeg sprak een ieder Engels met hun eigen accent, best charmant. Totdat je de Australiërs en Nieuw-Zeelanders ontmoette. Dan moest je wel - zeker bij de laatsten - heel erg je best doen om te horen wat ze zeiden en dan nog. Geef mij maar de Britten, hun Engels is doorgaans heel aangenaam om naar te luisteren. En in Singapore moet je zeker niet zijn wat de Engelse taal betreft. Ik verbleef daar noodgedwongen een tijd en wat een ellende om bijvoorbeeld een telefoongesprek tot een goed einde te brengen. En in winkels, taxi's en restaurants was het net zo moeilijk om goed te communiceren, je voelde en hoorde dat Chinees eigenlijk de voorkeur had. Om die reden wordt daar gesproken van Singlish als voertaal.
   Frans leerde ik van de Fransen in hun land. Ik bezocht regelmatig een markies met een landgoed en wijngaarden om daar te tekenen en te schilderen. Hij nodigde mij vaak uit om net voor zonsondergang op een bank voor zijn huis te gaan zitten en benoemde dan alles wat hij zag. Zo begon het. Zon, blauwe lucht, vogel, stromend water, bron, druif enzovoorts. Langzaamaan kon ik zinnen vormen en zodra je links, rechts, voor en achter kunt benoemen, de dagen van de week, het moment van de dag en ook begint te tellen, wel dan gaat het hard. Een andere Fransman beweerde dat wanneer je ongeveer honderd woorden kent, je jezelf eigenlijk wel kunt redden in een ander land. Misschien had hij gelijk maar hij kon zelf geen bewijs aanvoeren. Een Fransman en een vreemde taal, dat is net zoiets als water en vuur, gaat niet makkelijk samen. Daar komt nog bij dat zij aan taalzuivering doen en voor ieder begrip in de wereld wel een Frans woord aandragen en als enige land niet spreken over een computer, maar ordinateur. Mégaoctet in plaats van megabytes en zelfs afkortingen ondergaan dezelfde behandeling. OTAN in plaats van de NATO. Das effe wennen. Nu ik er woon zal ik vast en zeker die grens van honderd woorden wel gepasseerd zijn, ik tel ze echter nooit.
   De Spaanse taal kwam op gang tijdens een reis door Mexico. Met een goede vriend in de auto en met het woordenboek op schoot luisterde ik naar hartverscheurende liedjes. Op romantisch gebied waren we al vrij snel thuis om ons uit te kunnen drukken en door velerlei ontmoetingen kwamen daar in rap tempo woorden bij. Een aangename taal, zeker in Mexico omdat die minder gorgelen dan de echte Spanjaarden en overal was muziek over de liefde, de essentiële woorden werden er in gehamerd zogezegd. Liefdes verdriet, gebroken harten, weggelopen partners, prachtige ogen, gitzwarte haren, welgevormde lippen, uitdagende blikken, we konden er over meepraten!
   Tja, en toen Indonesië. Behalve senang, toko, kaki, nasi en nog wat woorden had ik helemaal geen aanknopingspunt. Zo anders is die taal. En dan bestaat er een groot verschil tussen de geschreven en de gesproken taal, het laatste was veel eenvoudiger om op te pakken en natuurlijk ook het belangrijkst om te kunnen communiceren. 's Nachts voor het slapen gaan passeerden hele lijsten aan woorden en zinnen die ik net had opgepikt en wilde kunnen onthouden. Ik had wel ezelsbruggetjes nodig. Kapot is rusak. Dat vergat ik keer op keer. En - onder andere door het klimaat - er gaat veel kapot daar en dat moet natuurlijk worden aangeduid en weer worden gerepareerd. Dus onthield ik rugzak als opstapje. Een paal of mast is tiang. Had ik ook moeite mee om te onthouden. De meest populaire auto toen was een Toyota Kijang en ik maakte daar een samentrekking van, dat hielp. En zo deed ik grappige ontdekkingen. In meervoud werd vaak een woord herhaald. Stoel is kursi en stoelen is kursi-kursi. Anak is kind en anak-anak kinderen. Grappig toch? Het klinkt zo leuk. Buku-buku, kapal-kapal, meja-meja en buah-buah (boeken, boten, tafels en vruchten). Een bijkomend voordeel was - door de langdurige koloniale overheersing - dat er nog heel wat woorden uit de Nederlandse taal werden gebruikt. Soms wel iets anders gespeld, maar hetzelfde of bijna hetzelfde klinkend. Amplop voor envelop, persnelling voor versnelling, knalpot was gewoon knalpot, polisi, kantor, administrasi, lampu en zo nog een hele waslijst aan woorden. Tijdens het bouwen van mijn huis legde ik omslachtig uit dat ik een betonnen kolom wilde op een bepaalde plek. Dus gewapend beton met gevlochten ijzer en op zijn plek gehouden door planken rondom. De bouwvakkers keken elkaar aan en zeiden 'oh, bekisting'. Lachen!
   Het leek er wel op dat in mijn hoofd niet voldoende ruimte was voor nog een nieuwe taal na het Spaans. Tijdens mijn eerste bezoek aan Europa na een jaar in Indonesië te wonen zat ik op een terras in Barcelona. De ober kwam om de bestelling op te nemen en ik gaf door wat wij wilden eten en drinken. De ober liep weg en mijn toenmalige (Indonesische) partner begon onbedaarlijk te lachen. Ik informeerde waarom en ze vertelde mij dat ik werkelijk alles in het Indonesisch had besteld. Dat was mij volledig ontgaan en vreemd genoeg kwam op tafel wat ik gevraagd had. Een ober met een talenknobbel wellicht. Of taal is toch veel meer dan hetgeen je in woorden uitspreekt. Handen, ogen en voeten doen het ontbrekende deel en dat is ook taal, gelukkig maar.

vrijdag 11 april 2014

School











Ik school, jij school, wij scholen, zij scholen enz. Maar dat bedoel ik niet, het afgeleide van schuilen. Gewoon school. Wettelijk komt niemand er onderuit en dat is maar goed ook. Het is een plicht en een recht, hetgeen in menig land totaal anders in elkaar steekt. Maar desondanks zijn er hele leuke en hele nare herinneringen wat school aangaat. Heeft natuurlijk ook te maken met de verschillende  leeftijdsfasen. Velen beginnen huilend, schreeuwend soms, als kleuter. Hangend aan de rokken van je moeder of de broekspijpen van je vader. Daarna wordt het al veel leuker. Als kleuter vond ik het wel heel vervelend dat je bijna geen kans kreeg om in de meisjeshoek te spelen. Met poppen, fornuis, potjes en pannetjes en meer van die zaken die je nou net thuis niet als speelgoed had. Mijn vader hield enorm van zijn zoons en werkelijk alle speelgoed dat mijn grotere broer en ik bezaten was door hemzelf handgemaakt. Auto's, zeilboten, pakhuizen, het kon niet op. Zelfs de meubels en de lampen in huis kwamen niet uit een winkel, maar waren allen door hem vervaardigd. Handig was ie, dat moet gezegd. Maar ja, geen zussen thuis en daarmee was ons speelgoed wel heel erg op jongens gericht. Zo ook mijn basisschool, daar werkten fraters uit een nabijgelegen klooster. Meisjes waren in geen velden of wegen te bekennen. Dat veranderde pas in het laatste jaar, tijdens een excursie naar een open luchtbad. De hoofdfrater had wel in de gaten dat de meeste van zijn pupillen geïnteresseerd waren in het vrouwelijk schoon dat daar rondliep. Om al de voorgaande jaren op school enigszins te compenseren, gebruikte hij de onderkant van zijn sigarendoos om telefoonnummers en namen van die meisjes te noteren. Kostbare informatie! Een miniem Facebook.
Een frater kon ontzettend goed verhalen vertellen, zo spannend dat je na het weekeinde enorm naar school verlangde om het vervolg te horen. Hij hield ook de voetbal uitslagen bij. Voor het weekeinde mocht je zelf bij hem een prognose inleveren en stond je op een gegeven moment bovenaan qua score, dan mocht je met hem een keer mee naar een voetbalwedstrijd op zondag. Dat is mij nooit gelukt. Wel kreeg ik het laatste jaar veel aandacht voor mijn behoefte om te tekenen en dat heeft mede aangemoedigd om daar later mijn beroep van te maken.
   Wat een verademing was de brugklas van de middelbare school. Wat meisjes betreft dan. Gemengde klassen, zelfs de gymles. Het douchen na afloop helaas nog niet. Tijdens de lessen werd ik danig afgeleid door die meisjes, nog niet meteen wetend wat je ermee aan moest. Dat kwam pas een jaar later, de eerste verkering met een meisje uit je klas, spannende en onzekere tijden waren dat. De eerste zoen. Je hoofd niet bij het huiswerk kunnen houden. Afkeurend commentaar van je ouders. Handje vasthouden tijdens de pauzes. Jaloerse blikken van andere meisjes en jongens uit je klas. Pfff. Ik weet nog goed dat wanneer mijn ouders bij vrienden op bezoek gingen 's avonds, ik wachtte tot hun auto de hoek om was, heel snel de fiets greep en een half uur mij suf trapte om die vriendin thuis op te zoeken. Daar zat je dan knus, redelijk opgewonden, met haar ouders op de bank. Heel beleefd te doen, terwijl je eigenlijk hun dochter beter wilde leren kennen, vooral lichamelijk. Dan hoopten dat meisje en ik dat haar ouders ook ergens een afspraak hadden. En maar steeds de klok in de gaten houden, ik moest weer thuis zijn voordat mijn ouders terug waren. Al dat fietsen heen en weer zorgde wel voor een optimale conditie en tevens voor gebrekkig huiswerk. Die schade moest dan later weer worden ingehaald om toch met redelijke rapportcijfers voor de dag te komen. Dat lukte steeds op het nippertje, want ik was niet een volgzame en heel ambitieuze leerling in die tijd. Wanneer een docent charisma had en een gedreven verteller was, goed, dan deed ik mijn best om van dat vak iets te maken. Maar zulke docenten waren meer uitzondering dan regel. Mijn gymleraar bijvoorbeeld was een enorme eikel, terwijl ik wel graag sportte. Een commandant uit het leger leek hij. Misschien was hij dat wel geweest ooit. Des te meer reden voor mij om tegen de stroom in te roeien, hetgeen veel straf opleverde. Corvee heette dat. Door een gebroken arm kon ik een periode niet actief aan de lessen deelnemen en hij pakte mij terug door op te dragen stenen tegels op het dak van de school schoon te schrobben. Voor de aankomende sportdag moesten op die plek de luidsprekers worden geplaatst en daarom moest het schoon zijn, vond hij. Ik had danig de pest in, deed echter die klus met een arm en wachtte tot hij op de ladder klom om te zien hoe ver ik was met het schoonmaken. Zodra zijn kalende hoofd boven de dakrand tevoorschijn kwam liet ik een tegel, die ik iets had opgetild, los zodat die in een flinke plas modderig water viel. Zijn glimmende schedel en gezicht waren flink ondergespat en door sorry te zeggen deed ik alsof het helemaal per ongeluk gebeurde. Een andere keer kreeg ik de opdracht om nieuw aangeschafte leren ballen in het vet te zetten. Toen ik klaar was met die ballen ben ik de fietsenkelder van de docenten ingedoken en heb vervolgens alle zadels en handvaten ter plekke van een flinke laag vet voorzien. En zo deed ik - mede door wangedrag bij andere leraren - veel ervaring op met grasmaaien, wc-rollen verwisselen en papiertjes prikken in de plantsoenen rond het schoolgebouw. Soms had ik zoveel corvee gekregen dat de conrector de straf verminderde en een aantal uren kwijtschold. Uiteraard wisten mijn ouders van niets, die dachten dat ik het reuze naar mijn zin had op die middelbare school. Tot het moment dat ik werd weggestuurd, ik had het te bont gemaakt en moest naar een andere middelbare school en daar ben ik harder gaan werken om fatsoenlijke cijfers te behalen. Kort daarop verhuisden wij en heb ik de middelbare school afgemaakt in de nieuwe woonplaats. Frappant was wel - terwijl ik een keer de oude school opzocht om wat gearchiveerde spullen af te halen - dat al mijn docenten om mij heen kwamen staan om te informeren hoe het met me ging. Dat was een heuse meevaller!
   Het laatste jaar op de middelbare school had ik per ongeluk boekhouden als een van de vakken gekozen in mijn pakket. Of het was gekoppeld aan economie, dat weet ik niet meer. Wel weet ik dat de betreffende docent een accountant was, die af en toe les gaf. Aan ons dus. Hij was hardhorend en stond altijd het hele schoolbord vol te schrijven met balansen, inkoop, verkoop, afschrijvingen en de bijbehorende formules. Met zijn rug naar de klas en daardoor had hij nooit in de gaten dat wij ons met heel andere zaken bezig hielden. Zoals het tekenen van een plattegrond van een ranch, cowboys en indianen nadoend en vervolgens die plattegrond in de fik stekend. En die docent maar schrijven. Wanneer we repetitie hadden volgde een van ons die docent bij binnenkomst in het gebouw. Gewoontegetrouw plaatste hij zijn tas in de hal voor de docentenkamer en ging daar naar binnen. Net lang genoeg om de opgaven voor onze repetitie te ontvreemden. Die werden in allerijl gekopiëerd en iets later, maar net op tijd weer terug gesmokkeld in zijn tas. Met opzet maakten we allen een of twee fouten en glunderend aan alle kanten namen wij van hem de gecorrigeerde proefwerken in ontvangst. Een voorbeeldige groep leerlingen waren we in zijn ogen. Gevolg is wel dat ik boekhouden nog steeds een nare activiteit vind en gelukkig heb ik lang geleden een accountant gevonden die niet hardhorend is en met plezier dat noodgedwongen cijferwerk verricht.
   Vervolgens belandde ik op een opleiding voor onderwijzer overdag en voor tekenleraar 's avonds. Ik had eigenlijk meteen naar de kunstacademie gewild in Amsterdam, maar dat vonden mijn ouders geen goed plan. Te veel drugs en rock and roll naar hun idee. Dus moest ik een omweg maken en uiteindelijk kwam ik er wel. Gelukkig had ik op die onderwijzersopleiding een klasgenoot die van zeilen en roeien hield en ook een boot had. Wanneer het weer dat toeliet hebben wij huiswerk gemaakt en proefwerken voorbereid al dobberend op het water of op een onbewoond eiland in een van de plassen vlakbij onze woonplaats. Die jongen had al aandelen gekocht van het een en ander en zo kwam het dat hij midden in de natuur naar de beursberichten luisterde, weer eens wat anders dan popmuziek. Die opleiding heeft wel geholpen om mij te laten inzien dat ik niet het basisonderwijs ambieerde om te gaan lesgeven. Dag in dag uit met dezelfde mensen je lunch nuttigen en dat jaren achtereen, nee, dat zag ik niet zitten. Dat zou voelen als een kantoorbaan en daarvoor had ik zeker niet de school afgemaakt. Dus ging ik lesgeven in het vervolgonderwijs, een ervaring op zich en ik prijs de leerkrachten die dat lang hebben volgehouden. Waarschijnlijk groeide mijn waardering met de wetenschap wat voor een lastige leerling ik zelf ben geweest. Verscholen op school.

woensdag 9 april 2014

Roken














Je kunt pas meepraten over roken wanneer je eindelijk eens gestopt bent en zover lijkt het nu te zijn gekomen. Maar toch, een bevriende (rokende) kunstenaar pleegde tegen mij te zeggen: ook al stoppen wij, we blijven altijd rokers. Daar zit wat in. We hebben meerdere jaren een atelier gedeeld en zo de periodes meegemaakt van stevig roken, stoppen, herbeginnen en weer stevig roken. Zo onder het motto: als je iets doet, moet je het goed doen, geen half werk. Dat zullen mijn ouders vroeger ook gedacht hebben, nog niet beseffend in die tijd hoe schadelijk de gewoonte kan zijn voor eigen gezondheid en die van je omgeving. Laat staan het besef dat roken overal stank achterlaat. In je huis, je kleding, je auto en ook je adem wordt er bepaald niet frisser van. Dat merk je echter pas goed wanneer je niet (meer) rookt. Voor een geoefende roker is die geur een tweede huid geworden. Een soort vanzelfsprekend parfum. En zo kwam het dat vroeger op feestdagen en verjaardagen in de woonkamer een blauw, langzaam verschuivend wolkendek hing, tot aan het plafond, waar je als kind maar net onder door kon lopen. Op tafel stonden dan glazen gevuld met sigaretten. Zonder filter en met filter. Alle dames in het gezelschap rookten overigens vrolijk mee en meestal wisten je ouders perfect wie welk merk en welk soort rookte. Dat gold ook voor de sigarenrokers, daar stond dan een kistje voor klaar.

Mijn vader rookte Chief Whip, een kartonnen pakje dat je uit kon schuiven. Uitgevoerd in wit, groen en goud, met zilverpapier van binnen en met een logo dat mij aan paardrijden doet denken. Mijn moeder was aan de Miss Blanche, die waren verpakt in een kleurrijk pakje met geel, rood en zwart wanneer ik mij goed herinner. In beide gevallen sigaretten uit Virginia. De Amerikanen hebben na de oorlog heel wat ongezonde rotzooi en gebruiken deze kant op gestuurd en er uiteraard flink aan verdiend. Tamelijk hypocriet dat ze nu vooraan staan om ons te wijzen op de gevaren van roken en overgewicht.
Het was de gewoonste zaak van de wereld - je kunt je dat haast niet meer voorstellen nu - dat overal om je heen iemand rookte. In openbare gelegenheden, in de bioscoop, op televisie, in de trein, de bus, de tram, het vliegtuig en in de muffig ruikende kantine, nadat je een sportwedstrijd had gespeeld. Zelfs je onderwijzers en leraren rookten voor de klas. Op de middelbare school verlengden wij vaak een passer met allerlei hulpstukken (verleng benen) die we konden bemachtigen en zo visten wij een voor een de sigaretten uit het pakje Caballero van een leerkracht. Die stond op een schoolbord te schrijven, met de rug naar ons toe. Wanneer wij - en hij ook - pauze hadden, greep hij mis. Zijn pakje was dan helemaal leeggevist en wij hadden allen een peuk voor de pauze buiten het gebouw. Over peuken gesproken. Mijn broer en ik verzamelden 's morgens vroeg de peuken van mijn vader uit de asbak, kochten vloeipapier en maakten zo nieuwe sigaretten om zelf op te roken. Smerig en heel ongezond, maar dat vonden wij toen niet. Voor de vrije woensdagmiddagen van de lagere school verstopten wij een pakje halfzware shag en vloei in een van de hutten die we hadden gebouwd. Zo keken we uit naar onze vaste middag om met een rokertje te genieten van de vrije tijd. Tja, door al deze indrukken en ervaringen bouw je vanzelf het idee op dat roken genieten en ontspanning bevordert en zo heb ik het grotendeels ook ervaren. Uiteraard hielden mijn broer en ik onze groeiende rookgewoonte verborgen voor mijn ouders. Mijn moeder was dan ook danig geschrokken toen zij tijdens mijn puberteit een rij boeken uit de kast op mijn kamer trok en daar een klein uitgevallen tabakszaak aantrof. Eigen schuld, dikke bult dacht ik toen.
   In dezelfde periode deed zich een nieuw fenomeen voor. Je kon iets van vijf kant-en-klare sigaretten ruilen tegen een joint, maar daar was ik minder in geïnteresseerd. Het geeft wel aan hoe de tijden veranderd zijn en ik wens mijn eigen kinderen toe er nooit aan te beginnen. Maar goed, ik was een verstokte roker en dat werd nog erger toen ik eind vorige eeuw naar Azië verhuisde. Het moment dat ik voor het eerst voet op Aziatische grond zette - in Medan, de hoofdstad op het eiland Sumatra - genoot ik van de zoete walm die opsteeg van de zogenaamde kretek sigaretten die daar werden gerookt (in die sigaretten worden kruidnagels verwerkt). Nagenoeg iedereen (meestal de mannen) rookte en je kon op elke hoek van de straat en in elke kiosk rookwaar kopen, dag en nacht. Zelf koos ik voor het merk Lucky Strike, ook al is dat Amerikaans. Goede tabak en een mooi logo, alhoewel ze daaraan gerommeld hebben de afgelopen jaren. Net als bij de logo's van verhuisondernemingen en auto's die bloementransport verzorgen, moet je soms ergens met je handen vanaf blijven. Dus ook van Lucky Strike, zelfs wanneer ik niet meer rook. Al die jaren in Indonesië is in menig schilderij een uitgedoofde peuk en een verfrommeld pakje sigaretten beland. Een wezenlijk onderdeel van mijn omgeving toen. Dat leidde ook tot onenigheid soms. Een koper wilde een serie werk van mij aanschaffen, waaronder een doek met als titel Coffee and Cigarette. Van bovenaf gezien een tafelblad met een geurende kop koffie en een onaangeraakte filtersigaret. De betrokken galeriehouder belde mij op om te vertellen dat de koper een fel tegenstander van roken was en of ik de sigaret in het schilderij niet kon veranderen in een potlood of iets. Nee, dat kon ik niet. Met klem wees ik hem op de titel en het schilderij was af, punt uit. Later ontmoette ik in dezelfde galerie de eigenaar van een van de grootste kretek sigarettenfabrieken in het land. Zelfde soort probleem. Of ik een samengeknepen pakje Lucky Strike niet kon vervangen door een pakje Sampoerna, maar men voelde al vrij snel aan dat zoiets niet mogelijk zou zijn.
   Nu, terug in Europa, valt mij op hoe geprobeerd wordt het roken zoveel mogelijk uit te bannen. Een pakje sigaretten kost hier zeven maal meer dan in Indonesië bijvoorbeeld. Je kunt alleen tabak kopen in een speciale winkel en die zijn 's avonds gesloten. In restaurants kun je alleen nog maar - en terecht - buiten een sigaret opsteken. Al met al werkt dat voldoende ontmoedigend om die gewoonte stug vol te houden en ik prijs mijzelf gelukkig wanneer ik kan ontspannen zonder iets van tabak bij de hand te hebben, laat staan een sigaret te willen opsteken. Ik weet natuurlijk ook dat je riskeert je levensduur enorm te verkorten door stug door te gaan met roken. Maar altijd bleef ergens deze spreuk in gedachten hangen: een tevreden roker is geen onruststoker...

zondag 6 april 2014

Ziekenhuis


Een plek waar je liever niet heengaat, tenzij je er werkt wellicht. Niet op bezoek en helemaal niet om zelf in een bed te belanden of anderszins behandeld te moeten worden. Maar soms ontkom je daar niet aan. Alleen de lucht al. Een mengsel van opgewarmd eten en ontsmettingsmiddelen. Verdorde snijbloemen in sterk geurend water. Gebrek aan frisse lucht. En de geluiden die je in het gewone leven niet ervaart. Rammelende pisflessen (alhoewel die nu van papier-maché of plastic zijn geloof ik, stil en alleen maar stinkend). Zoemende klapdeuren. Veel rinkelende telefoons. Haastige voetstappen. Zuchtende en steunende patiënten en ga zo maar door.
   Helaas spreek ik uit eigen ervaring, al was dat lang geleden en er zal vast het nodige veranderd zijn. Ik moest en zou aan beide knieën worden geopereerd door een orthopedisch chirurg. Kraakbeen dat aanwezig had moeten zijn was verdwenen en zorgde voor behoorlijk serieuze klachten. Omdat ze eerst een knie deden en na genezing pas de andere, was ik flinke tijd onder de pannen. Een maand of drie was ik patiënt in hun huis en daarna nog een hele tijd in mijn eigen huis. Maar goed, het leven temidden van soortgelijke patiënten schept wel een band en door de aandoeningen op mijn afdeling kwam niemand te overlijden, das al een zorg minder. Ik deelde een kamer met vijf andere mannen, ieder met hun eigen sores waar je niet al te grondig naar moest luisteren om voor jezelf de stemming er in te houden. Een kamergenoot ontplofte regelmatig indien hij een andere kleur pillen kreeg dan hij gewend was, niet wetend dat het een placebo was. De spiechiater, zo zei hij, had iets anders voorgeschreven en zo hadden de placebo's niet meer het gewenste effect, namelijk hem kalmeren.
Ik lag in een hoek van die grote kamer en mijn toenmalige partner bracht nagenoeg iedere dag weer iets mee uit mijn eigen omgeving om het ziekenhuisleven te verfraaien. Eerst een bandrecorder en koptelefoon, paste net op het nachtkastje. Langzaamaan steeds meer geluidsbanden, die moesten dan in een kartonnen doos onder het bed. Toen mijn schildersezel en enkele doeken. En natuurlijk verf en kwasten. En boeken om te lezen, want daar was wel voldoende tijd voor. De kamergenoten waren zelf tevreden met een tijdschrift en een bosje bloemen onder handbereik, dus die volgden met argusogen wat ik daar in die hoek uitspookte. Een voorloper van Google Streetview, geen privacy en ik kon onmogelijk mijn gezicht vervagen. Op het moment dat het geloer knap irritant begon te worden kwam een patiënt van een andere kamer binnengereden in een rolstoel. Hij zag mijn verzameling huisraad en ander spul en vroeg of ik niet zijn kamergenoot wilde worden. Een tweepersoons kamer nog wel, dat klonk heel aantrekkelijk en ik ging op zijn aanbod in. Spoedig werd ik met bed en al verhuisd en lag ik naast hem op de kamer, aan de raamkant. Er waren wel voorwaarden aan die verhuizing verbonden. Rond het middaguur kwam zijn vrouw op bezoek, dan moest ik het niet over zijn vriend hebben en de avonden kwam zijn vriend op bezoek, dan moest ik het niet over zijn vrouw hebben. En hij had het na veel stampij voor elkaar gekregen dat hij mocht roken op de kamer. Wel, een duidelijke instructie waar goed mee te leven viel, ook al was ik kort tevoren gestopt met roken. Zijn vriend die een café had, bracht 's avonds altijd twee literflessen bitter lemon mee, mijn buurman maakte op mij een dorstige indruk. Maar wanneer hij zichzelf inschonk deed hij dat altijd met beide flessen tegelijkertijd, dat maakte mij nieuwsgierig. Bleek in de ene fles echte bitter lemon te zitten en in de andere klare jenever. Proost!
   Over drank gesproken, na verloop van tijd kwam ik er achter dat 's avonds na het bezoekuur menig patiënt deelnam aan een gemoedelijke bijeenkomst in een grote hal. Ter opluistering van het geheel ging er een pocketfles drank in de rondte met whisky of cognac. Het consumeren van alcohol was niet toegestaan op onze afdeling. Regelmatig verscheen er een dienstdoend nachthoofd op een step en die betrapte het gezelschap op het nuttigen van drank. Ze bekeek het nietige flesje, telde het aantal neuzen, wel vijftien en zei ok, dit kan geen kwaad. Zij kon niet weten dat iedere vijf minuten een van de deelnemers naar zijn kamer vertrok om de voorraad aan te vullen. In hetzelfde gezelschap vatte ik het plan om wedstrijden te gaan organiseren 's nachts. Met rolstoelen en brancards zouden we dan snelheidsrecords gaan breken, we hadden toch allemaal al iets anders gebroken, daar kon nog wel iets bij. Zo gezegd, zo gedaan en met grote lol werd een van de lange gangen meerdere keren benut als racebaan. Wanneer je op een brancard lag moest je roeien met krukken en proberen te winnen van de tegenspeler in een rolstoel. Wat de beloning was kan ik mij niet meer herinneren, maar misschien was de kick van het racen al voldoende. Wel staat mij de herrie nog bij wanneer je met je brancard langs de radiatoren schuurde, dat maakte indruk.
   Samen met mijn buurman op de tweepersoons kamer maakte ik kennis met broeder Theo. Die deed alleen nachtdiensten en was erg aardig. Ik vroeg hem wat hij zoal deed een hele nacht. Naast medicijnen uitdelen en patiënten checken ging hij om iets van twee uur 's nachts dineren. Dat eten kookte hij zelf thuis voordat hij naar zijn werk ging. Saai vond hij het wel om alleen te eten en wij stelden onmiddellijk voor om hem gezelschap te gaan houden. Dat bewoog hem ertoe om grotere hoeveelheden te gaan koken en hij nodigde ons uit samen de maaltijd te nuttigen. Vroeg in de ochtend verzorgde hij het ontbijt voordat de dagploeg arriveerde. Het werden leuke, maar enerverende nachten, want doorgaans werd je 's morgens om zeven uur al door Theo gewekt voor dat ontbijt. Dus na enkele nachten liet Theo ons begripvol iedere ochtend met rust, dan maar geen ontbijt, maar brunch. En zo gebeurde het herhaaldelijk dat een verpleegkundige met de behandelende artsen binnenstapte en wij nog lagen te ronken, ongewassen, zonder ontbijt, maar wel met een aangename nacht achter de rug.
   Om de werksleur van Theo nog iets meer te doorbreken hadden mijn buurman en ik op een keer een geintje uitgehaald. Tegen onze kamerdeur aanleunend bouwden we aan het begin van de nacht een stapel van allerlei attributen die nogal geluid kunnen maken. Metalen bekkens, drinkbekers en wat we nog meer voor handen hadden. De voorpret was enorm, we gierden al van het lachen. Nadat de wankele toren voldoende hoog werd bevonden drukten wij op de bel voor assistentie. Theo kwam redelijk snel ter plekke, opende de deur en een hels lawaai weerklonk door de holle gangen van onze afdeling en wij schaterlachten daar bovenop. De hele afdeling werd opgeschrikt, lag accuut wakker en dat vond Theo natuurlijk minder geslaagd. Toch hebben we ook die nacht samen gedineerd, hij kon het achteraf wel waarderen.
   Mijn partner kwam trouw iedere avond op bezoek en dook weg achter mijn bed wanneer een verpleegkundige aankondigde dat het bezoek afscheid moest nemen. Wanneer het stil werd op de afdeling ging zij naar verschillende kamers om bestellingen op te nemen. Dan klom zij in mijn kamer door het raam naar buiten - wij lagen op de begane grond - en ging op weg naar de avondwinkel. Een half uur later kwam zij terug met bier, zoute haring, snacks, rookwaar, wijn en dergelijke. Naar mijn idee hebben die terugkerende inkopen 's avonds enorm bijgedragen aan snellere genezing van de patiënten om mij heen. Meestal bleef zij hangen tot na middernacht en soms rolde zij mij naar afgelegen kamers die gerenoveerd moesten worden. Daar konden we dan ongestoord onze draad qua seksleven weer eens oppakken en vervolgens verdween zij weer door hetzelfde raam in mijn kamer.
   Op een dag kregen we bezoek van een tandarts, die ook patiënt was en op de zaal lag waar ik begonnen was. Hij hoorde en zag dat mijn buurman rookte en dat sprak hem erg aan. De regels aan zijn laars lappend belde hij regelmatig een verpleegkundige om te zeggen dat hij zijn behoefte wilde doen, met als gevolg dat rond zijn bed de gordijnen werden dichtgeschoven. Enkele minuten later zag je dan grote rookwolken opstijgen vanuit zijn afgeschermde ruimte, totdat een mede-patiënt aan de bel trok. Hij nam mij een keer mee uit om het ziekenhuis een beetje te verkennen en duwde mij in mijn rolstoel door tal van lange gangen. Gezamenlijk bezochten we eerst de kraamafdeling op een hoog om de verse moeders te feliciteren met hun pasgeboren kroost. Dat was leuk om te doen. Daarna ontdekten we een lift die wij nog niet eerder hadden gezien en gingen met die lift naar de hoogste verdieping. Dat was de zolder van het ziekenhuis en daar ontdekten we interessante spullen. Afgeschreven kamerjassen, sanitaire producten en aangetast serviesgoed. Vanzelfsprekend namen we wat souvenirs mee om onze eigen bezoekers te verblijden en dat werkte. Het is niet bij een uitstapje gebleven, we wisten nu de weg.
   Mijn rokende biseksuele buurman mocht eerder naar huis dan ik. Logisch want hij verbleef al een half jaar in onze kamer. Als inruil stapte een warme bakker naar binnen met een enorme snor. Een soort harige lineaal onder zijn neus. Maar aardig en humoristisch was hij. Na enkele dagen zag hij - net als ik - dat de tram iedere vijftien minuten ons kamerraam passeerde en dan stopte bij een halte vlakbij. Zo konden wij op ons gemak de passagiers bestuderen, terwijl omgekeerd zij ons niet konden zien door de filterende vitrage die voor onze ramen hing. Op een dag besloten we om de vitrage opzij te schuiven, nu konden de passagiers ons wel zien. Ieder moment wanneer een tram bij de halte stilhield, ging de bakker voor het raam langs ijsberen en hing ik als een aap te schommelen in de stellage die ze rond mijn been houden gebouwd. Keek een nietsvermoedende passagier op zij naar ons, dan schrokken ze zich een hoedje en keken dan heel snel weer recht voor zich. Waarschijnlijk denkend dat wij op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis verbleven. De dag vloog om op deze manier.
   En zo gebeurde het dat ik ook terug naar huis mocht, ik werd ontslagen. Dat klinkt raar wanneer je niet in het ziekenhuis hebt gewerkt, maar het betekent natuurlijk dat je weer vrij man bent. Gedurende opname was het niet toegestaan om het ziekenhuis te verlaten of je moest een papier ondertekenen dat je geheel op eigen verantwoording de deur was uitgelopen. Mijn kamergenoot na de warme bakker heeft dat gedaan en kwam straalbezopen 's nachts terug uit het café, met zijn krukken in de rondte zwaaiend. Ik moest af en toe dekking zoeken totdat hij eindelijk in bed lag.
Door het verblijf van drie maanden en de efficiënte bezorgservice van mijn partner toen, was mijn voorraad spullen enorm gegroeid. Een personenauto zou geen uitkomst bieden om alle bezittingen weer te retourneren. Dus huurde zij een bestelauto met 10 m3 laadruimte zodat we alles in een klap mee konden nemen. Wij woonden toen in een hele lange en hoge galerij flat en het eerste wat ik toen deed was met de lift naar de hoogste etage gaan (nu zonder de tandarts). Van daaruit ging ik door een deur het dak op en met elleboog krukken hinkte ik richting de dakrand. Niet om te springen, maar om heel diep adem te halen en om 360 graden in de rondte te kunnen kijken. Zo voelt het dus om ontslagen te zijn, althans uit een ziekenhuis. Niet door je werkgever, dan kun je beter wat verder van die dakrand vandaan blijven.