zaterdag 12 april 2014

Taal


Een wonderlijk vehikel, taal. Alleen je moedertaal al, laat staan wanneer je te maken krijgt met andere talen over de grens of zelfs binnen je eigen landsgrenzen. Dada, tata, papa, mama, dat zijn door de bank genomen de eerste woorden die je over je lippen krijgt en dan duurt het enige tijd eer je beseft dat stoel niet die ene stoel aan de keukentafel is, maar een aanduiding voor al die voorwerpen waarop je kunt zitten. Dat hond niet alleen degene is die bij jou aan je voeten ligt of je smekend aankijkt in de hoop dat je wat voedsel laat vallen, maar al die viervoeters die blaffen, piepen, poepen en soms hun baas meetrekken het bos in. En zo leer je stap voor stap onthouden, spreken, roepen, smeken, boos worden, je zin doordrijven, je suf lachen en nog veel meer. Moe, moeër, moest, ga daar maar mee aan de slag met je moeder en je moerstaal.
   Bij een nieuwe taal begin je haast weer van voren af aan. Op het eerste gehoor kun je nauwelijks woorden van elkaar onderscheiden wanneer ergens een gesprek plaats vindt, laat staan dat je weet waarover het gaat. Net als een nieuw lied dat je voor het eerst hoort, dat kun je vast niet meteen meezingen. En op school leer je een vreemde taal weliswaar stap voor stap, maar dat leeft dan nog niet. Te veel grammatica, thuis heb je die taal nog niet nodig en er zijn dan veel leukere dingen om je mee bezig te houden. Het begint pas echt wanneer je op reis gaat en ook wanneer je buitenlandse vrienden maakt of werk doet waarbij het buitenland een belangrijke rol speelt. Mijn vader werkte lange tijd voor een Franse firma, maar vond die Franse taal wel heel erg moeilijk om onder de knie te krijgen, terwijl mijn moeder als hobby juist cursussen Frans volgde en er vrolijk op los kon babbelen. Toch voelde mijn vader geen enkele schroom om Frans te spreken en sprak hele zinnen zonder een werkwoord te verbuigen. Maar hij kwam wel terug met een vers stokbrood en een goed verhaal. Of hij zat er net naast. Mijn moeder zat eens bij een Franse kapper en mijn vader wilde benadrukken dat zij hele witte haren had op haar hoofd. Elle a des chevaux blancs sur sa tête merkte hij op, niet wetende dat hij vertelde dat mijn moeder witte paarden op haar hoofd had. Die vergissingen veroorzaakten altijd wel een vrolijke stemming rondom.
   Omdat ik vrij dicht bij de grens met Duitsland woonde ontvingen wij op televisie eveneens Duitse zenders en zo was het niet moeilijk om die taal als klein kind al meer en meer eigen te maken. School hielp dan weer om mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden van elkaar te onderscheiden, kennis te maken met naamvallen en om de uitspraak te verbeteren. Engels ging er bij mij aanvankelijk maar moeilijk in. Qua lezen en begrijpen kwam ik een heel eind, maar goed Engels spreken lukte mij niet erg. Dat veranderde pas door het wonen in Azië. Zoals op veel plaatsen in de wereld was Engels aldaar de verbindende taal en grappig genoeg sprak een ieder Engels met hun eigen accent, best charmant. Totdat je de Australiërs en Nieuw-Zeelanders ontmoette. Dan moest je wel - zeker bij de laatsten - heel erg je best doen om te horen wat ze zeiden en dan nog. Geef mij maar de Britten, hun Engels is doorgaans heel aangenaam om naar te luisteren. En in Singapore moet je zeker niet zijn wat de Engelse taal betreft. Ik verbleef daar noodgedwongen een tijd en wat een ellende om bijvoorbeeld een telefoongesprek tot een goed einde te brengen. En in winkels, taxi's en restaurants was het net zo moeilijk om goed te communiceren, je voelde en hoorde dat Chinees eigenlijk de voorkeur had. Om die reden wordt daar gesproken van Singlish als voertaal.
   Frans leerde ik van de Fransen in hun land. Ik bezocht regelmatig een markies met een landgoed en wijngaarden om daar te tekenen en te schilderen. Hij nodigde mij vaak uit om net voor zonsondergang op een bank voor zijn huis te gaan zitten en benoemde dan alles wat hij zag. Zo begon het. Zon, blauwe lucht, vogel, stromend water, bron, druif enzovoorts. Langzaamaan kon ik zinnen vormen en zodra je links, rechts, voor en achter kunt benoemen, de dagen van de week, het moment van de dag en ook begint te tellen, wel dan gaat het hard. Een andere Fransman beweerde dat wanneer je ongeveer honderd woorden kent, je jezelf eigenlijk wel kunt redden in een ander land. Misschien had hij gelijk maar hij kon zelf geen bewijs aanvoeren. Een Fransman en een vreemde taal, dat is net zoiets als water en vuur, gaat niet makkelijk samen. Daar komt nog bij dat zij aan taalzuivering doen en voor ieder begrip in de wereld wel een Frans woord aandragen en als enige land niet spreken over een computer, maar ordinateur. Mégaoctet in plaats van megabytes en zelfs afkortingen ondergaan dezelfde behandeling. OTAN in plaats van de NATO. Das effe wennen. Nu ik er woon zal ik vast en zeker die grens van honderd woorden wel gepasseerd zijn, ik tel ze echter nooit.
   De Spaanse taal kwam op gang tijdens een reis door Mexico. Met een goede vriend in de auto en met het woordenboek op schoot luisterde ik naar hartverscheurende liedjes. Op romantisch gebied waren we al vrij snel thuis om ons uit te kunnen drukken en door velerlei ontmoetingen kwamen daar in rap tempo woorden bij. Een aangename taal, zeker in Mexico omdat die minder gorgelen dan de echte Spanjaarden en overal was muziek over de liefde, de essentiële woorden werden er in gehamerd zogezegd. Liefdes verdriet, gebroken harten, weggelopen partners, prachtige ogen, gitzwarte haren, welgevormde lippen, uitdagende blikken, we konden er over meepraten!
   Tja, en toen Indonesië. Behalve senang, toko, kaki, nasi en nog wat woorden had ik helemaal geen aanknopingspunt. Zo anders is die taal. En dan bestaat er een groot verschil tussen de geschreven en de gesproken taal, het laatste was veel eenvoudiger om op te pakken en natuurlijk ook het belangrijkst om te kunnen communiceren. 's Nachts voor het slapen gaan passeerden hele lijsten aan woorden en zinnen die ik net had opgepikt en wilde kunnen onthouden. Ik had wel ezelsbruggetjes nodig. Kapot is rusak. Dat vergat ik keer op keer. En - onder andere door het klimaat - er gaat veel kapot daar en dat moet natuurlijk worden aangeduid en weer worden gerepareerd. Dus onthield ik rugzak als opstapje. Een paal of mast is tiang. Had ik ook moeite mee om te onthouden. De meest populaire auto toen was een Toyota Kijang en ik maakte daar een samentrekking van, dat hielp. En zo deed ik grappige ontdekkingen. In meervoud werd vaak een woord herhaald. Stoel is kursi en stoelen is kursi-kursi. Anak is kind en anak-anak kinderen. Grappig toch? Het klinkt zo leuk. Buku-buku, kapal-kapal, meja-meja en buah-buah (boeken, boten, tafels en vruchten). Een bijkomend voordeel was - door de langdurige koloniale overheersing - dat er nog heel wat woorden uit de Nederlandse taal werden gebruikt. Soms wel iets anders gespeld, maar hetzelfde of bijna hetzelfde klinkend. Amplop voor envelop, persnelling voor versnelling, knalpot was gewoon knalpot, polisi, kantor, administrasi, lampu en zo nog een hele waslijst aan woorden. Tijdens het bouwen van mijn huis legde ik omslachtig uit dat ik een betonnen kolom wilde op een bepaalde plek. Dus gewapend beton met gevlochten ijzer en op zijn plek gehouden door planken rondom. De bouwvakkers keken elkaar aan en zeiden 'oh, bekisting'. Lachen!
   Het leek er wel op dat in mijn hoofd niet voldoende ruimte was voor nog een nieuwe taal na het Spaans. Tijdens mijn eerste bezoek aan Europa na een jaar in Indonesië te wonen zat ik op een terras in Barcelona. De ober kwam om de bestelling op te nemen en ik gaf door wat wij wilden eten en drinken. De ober liep weg en mijn toenmalige (Indonesische) partner begon onbedaarlijk te lachen. Ik informeerde waarom en ze vertelde mij dat ik werkelijk alles in het Indonesisch had besteld. Dat was mij volledig ontgaan en vreemd genoeg kwam op tafel wat ik gevraagd had. Een ober met een talenknobbel wellicht. Of taal is toch veel meer dan hetgeen je in woorden uitspreekt. Handen, ogen en voeten doen het ontbrekende deel en dat is ook taal, gelukkig maar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten